ENERGIE  
FM Magazine 16 – december 2018

Energie is cruciaal voor operationele continuïteit

Elke Facility Manager staat in voor het verzekeren van de operationele continuïteit en weet dat dit niet kan zonder energie. Elektrische energie neemt steeds meer de bovenhand: computers, datanetwerken, diverse stuursystemen voor HVAC, toegangscontrole, verlichting, enz. Terzelfdertijd groeit de berichtenstroom over tekorten in de energiebevoorrading, klinkt het ‘afschakelplan’ als noodmaatregel bij tekorten steeds bedreigender. Met een vragenlijst over energiebevoorrading stapten we naar de ministers van Energie in ons land. Twee regionale ministers van Energie, Bart Tommelein en Jean-Luc Crucke, aarzelden niet om onze vragen te beantwoorden.

In België is op federaal niveau Marie-Christine Marghem (MR) verantwoordelijk als minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling. Met onze vragen werden we op haar kabinet doorverwezen naar de regio’s, die elk ook een minister voor energie hebben. In Vlaanderen is dat Bart Tommelein (Open Vld), minister van Energie, Financiën en Begroting, en tevens viceminister-president van de Vlaamse Regering. Voor Wallonië draagt Jean-Luc Crucke (MR) de titel van minister voor Energie, Budget, Financiën, Klimaat en Luchthavens. In Brussel is Céline Fremault (CdH), minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie. De kabinetten van de Vlaamse en Waalse Regering verleenden bereidwillig hun medewerking, in Brussel kregen we echter, ondanks herhaald aandringen, niemand te pakken voor een reactie.

Wat is er specifiek aan uw Vlaams Energieplan voor de (nabije) toekomst?

Bart Tommelein: “Het Vlaamse Energieplan 2020 en het Vlaamse Energie- en Klimaatplan 2021-2030 liggen in elkaars verlengde. Dat wil zeggen dat we in de eerste plaats blijven inzetten op energie-efficiëntie. We zorgen ervoor dat er minder energie verloren gaat door slechte isolatie of energieopslorpende toestellen. We verlagen de energiebehoefte van onze huizen en industriële processen en we zorgen voor energiezuinigere toestellen die draaien op hernieuwbare energie. Daarbij blijven zon, wind en warmte de voornaamste hernieuwbare energiebronnen. Uiteraard volgen we nieuwe technologische ontwikkelingen.”

U bent een gedreven voorstander van elektrificatie. Wat is uw strategie voor Vlaanderen op korte en op langere termijn?

“Ik ben in hoofdzaak een voorstander van de uitfasering van fossiele energiebronnen, gas en olie, en van de uitstap uit kernenergie tegen 2025. Die uitstap uit kernenergie is overigens al in 2003 door het federale parlement goedgekeurd. De facto komt het erop neer dat een aantal energievoorzieningen voortaan elektrisch zullen zijn (bijvoorbeeld warmtepompen) of zero-emissiewagens op batterijen, maar niets sluit uit dat in de toekomst bijvoorbeeld de brandstofcel het haalt van de batterij. Of dat er nog een andere technologie opduikt. Belangrijk is vooral dat onze energie afkomstig is van hernieuwbare bronnen.”

De exit kernenergie vereist keuzes voor andere, alternatieve oplossingen. Elektrificatie van bijvoorbeeld mobiliteit verhoogt nog de vraag naar elektriciteit. Hoe denkt u de vraag naar elektrische energie en de toelevering/opwekking van elektriciteit in evenwicht kunnen te brengen?

“Zoals eerder al aangehaald is het terugdringen van energieverlies en het verminderen van onze energiebehoefte de eerste stap van mijn energiebeleid. Die energiebesparing maakt voor een deel al goed dat er op andere plaatsen of momenten mogelijk meer elektriciteit nodig is. Heel cruciaal is dat we het energiemodel in de toekomst omdraaien, van vraaggestuurd naar aanbodgestuurd. Dat betekent dat we energie zullen verbruiken op het moment dat er stroom voorhanden is, op basis van hernieuwbare bronnen. Of dat we de overtollige groene stroom gebruiken die we hebben opgeslagen op batterijen of andere vormen van opslag. Daarnaast is een slimme sturing erg belangrijk: met behulp van digitale meters, data-analyse, peak shaving, tijdelijke afkoppelingen van het net,… wordt de stroom ingezet alleen waar en wanneer het noodzakelijk is. Met al die elementen samen kunnen wij – zelfs bij een toegenomen elektrificatie – het evenwicht bewaken.”

Lopen we niet het gevaar nog meer afhankelijk te worden van buitenlandse energietoelevering met het risico dat de ingekochte energie alsnog van kerncentrales of andere niet-groene bronnen komt?

“Zolang in de hele Europese Unie de energieomslag nog niet volledig rond is, bestaat de kans dat wij elektriciteit importeren die niet afkomstig is van hernieuwbare energiebronnen. Hoe meer we investeren in hernieuwbare energie, hoe minder we aangewezen zijn op stroom uit de rest van Europa. In tussentijd zetten wij ook in op kleine gascentrales die makkelijk aan- en uitgeschakeld kunnen worden. Maar ook als de energieomslag een feit is en er overal hernieuwbare energie voorradig is, zullen wij import nodig hebben. De zon schijnt immers niet altijd en het waait ook niet overal op hetzelfde moment. Daarom dat er ook voor de toekomst een afspraak is rond ‘interconnectie’ met onze buurlanden. Als wij nu een voorsprong nemen door te investeren in nieuwe gascentrales – die op termijn zullen draaien op synthetisch gas of biogas – dan zullen ook wij stroom kunnen leveren aan onze buurlanden. Ten slotte zetten al onze buurlanden volop in op hernieuwbare energie en de uitstap uit fossiele energie en kernenergie. Iedereen staat dus voor dezelfde uitdaging.”

Wat is er specifiek aan uw Waals Energieplan voor de (nabije) toekomst?

Jean-Luc Crucke: “Het energieplan (PNEC) focust op twee grote assen. De eerste is het verminderen van de uitstoot aan broeikasgassen in de niet-ETS-sectoren (wonen, transport, diensten, landbouw) met het verbeteren van de energetische efficiëntie tot doel. De twee is hernieuwbare energie.”

“Voor de transportsector is het FAST-plan uitgeschreven dat doorstroming, toegankelijkheid, veiligheid en de overschakeling naar multimodaal transport promoot. Daarnaast is er de wil om het aandeel van alternatieve aandrijftechnieken op te voeren, in het bijzonder de elektrische auto en voertuigen op CNG en bio-CNG. Waterstof zal onderzocht worden via een aantal proefprojecten.”

“Voor hernieuwbare elektrische energie zetten we vooral in op het ondersteunen van projecten met hoge ambities voor windmolens en fotovoltaïsche panelen. Biomassa zal toegepast worden voor warmteproductie als aanvulling op de elektriciteitsproductie.”

“Voorts wordt werk gemaakt van meer flexibele elektrische netten door het inzetten van intelligente meters, de uitrol van opslagsystemen, de verplaatsing van de vraag, alternatieve netwerken en lokale oplossingen.”

Wat is uw strategie voor de elektrificatie van Wallonië op korte en op langere termijn?

“De elektrificatie wordt ondersteund door fiscale aftrekbaarheid voor investeringen in besparende maatregelen. Het gaat om investeringen die toelaten om processen te elektrificeren, het gebruik van CO2-neutrale brandstoffen stimuleren (biobrandstoffen, biogas of synthetisch gas), alsook de verbetering van energie-efficiëntie, zonder een technologische lock-in teweeg te brengen.”

“Voor het milieu biedt de 100% elektrische wagen de meeste voordelen: geen schadelijke uitstoot tijdens het gebruik en de mogelijkheid tot laden vanuit hernieuwbare energiebronnen. Voorspellingen hebben het over een aandeel van 19% voor elektrische auto’s, 5% voor hybrides en 1% voor waterstof tegen 2030.”

“Op middellange termijn kan het gebruik van waterstof, geproduceerd door elektrolyse van water, een belangrijke rol spelen. Waterstof kan de CO2-uitstoot wegnemen waar dat het moeilijkst gaat, in het bijzonder bij zwaar en publiek transport, maar ook in de industrie.”

De exit kernenergie vereist keuzes voor andere, alternatieve oplossingen. Elektrificatie van bijvoorbeeld mobiliteit verhoogt nog de vraag naar elektriciteit. Hoe denkt u de vraag naar elektrische energie en de toelevering/opwekking van elektriciteit in evenwicht kunnen te brengen?

“De sleutel tot de verandering is de diversiteit van de oplossingen en de versmelting van al hun eigenschappen. Elke technologie heeft haar voor- en nadelen. De energiemix die we voor ogen hebben moet gediversifieerd zijn, met evenwichtige objectieven voor elk bestanddeel. De objectieven voor windmolens blijven zeer redelijk in verhouding tot het potentieel van deze energievorm, terwijl ze helpen om het aandeel van hernieuwbare energie op te voeren en de Europese verplichtingen na te komen die ons dwingen om te schakelen naar 100% hernieuwbare bronnen. We hebben ook de intentie om windmolens op te stellen in minder gevoelige zones, zoals langs wegeninfrastructuur, in militaire domeinen of industriezones. Het is echter nooit de bedoeling om zomaar overal windmolens neer te poten, maar wel om een doordachte uitrol te verzekeren.”

Lopen we niet het gevaar nog meer afhankelijk te worden van buitenlandse energietoelevering met bovenop het risico dat de ingekochte energie alsnog van kerncentrales of andere niet-groene bronnen komt?

“Laten we toch niet vergeten dat we zowat de totaliteit van onze primaire energie importeren, zeg maar de fossiele brandstoffen en splijtstoffen voor kerncentrales. Het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie zal dan ook alleen maar onze afhankelijkheid van import verminderen. Onze elektriciteitsproductie dekt het overgrote deel van ons verbruik. Daarvoor wordt kernenergie, hernieuwbare energie en gas ingezet. De uitstap uit de kernenergie verhoogt potentieel onze afhankelijkheid van de aangrenzende landen, tenminste voorlopig. Het is juist om deze afhankelijkheid zoveel mogelijk te beperken dat we sterk inzetten op hernieuwbare energie.”

Geen gefundeerde en toekomstgerichte (Europese) visie

Als het over energie gaat wordt milieu in één adem genoemd. Iedereen wil dan de ‘schoonste’ zijn. Iedereen is dan ook ‘De wet van de communicerende vaten’ uit zijn schooltijd vergeten, die zegt dat de vervuiling uit gebieden met hogere concentratie doorstroomt naar waar minder vervuiling is. In een mini-landje als het onze, met een verdeeldheid tussen regio’s, kan dat tot absurde situaties leiden.

Maar ook de kaart van Europa is een lappendeken, waar verdeeldheid de agenda’s bepaalt. Europa legt regels en doelstellingen op, houdt zich klaar om lidstaten te bestraffen, maar zegt er vooral niet bij hoe een en ander kan worden gerealiseerd.

De Belgische kerncentrales zouden in 2025 dicht moeten. Groot-Brittannië bouwt er twee nieuwe bij (2 x 1.650 MW) met de hulp van het Franse EDF. Ook Nederland opent opnieuw het debat over de bouw van minstens één nieuwe kerncentrale als dé oplossing om de klimaatdoelstellingen te halen. De helft van de Nederlandse bevolking ziet het alvast zitten. Duitsland besliste in 2011 tot een versnelde uitstap uit kernenergie (2022) maar produceerde in 2017 bijna 40% van haar elektriciteit uit steenkool en bruinkool, die een immense CO2-uitstoot veroorzaken!

Er is dus absoluut geen gefundeerde en toekomstgerichte (Europese) visie. Dat is anders in de wereld van Facility Management. De technische dienst van het Universitair Ziekenhuis Brussel startte al in 2010 met het ontwikkelen van een allesomvattend energieplan voor de toekomst van de site. Met hun project ‘Smart Grid Brussels Health Campus’ namen ze deel aan de IFMA Awards 2017 en werden gehonoreerd met de publieksprijs. Een schoolvoorbeeld waarmee we graag positief afsluiten, best wetend dat die aanpak niet algemeen implementeerbaar is.

Door Eduard Coddé

www.tommelein.com/kabinet/

http://crucke.wallonie.be/home.html

Windmolenparken in de Noordzee

Voor de Europese Commissie moet tegen 2020 de energieproductie uit hernieuwbare bronnen 13% van het totale Belgische energieverbruik dekken. Daarvoor zullen offshore-windmolenparken in het Belgische deel van de Noordzee een belangrijke bijdrage leveren. Tegen 2020 zou de geïnstalleerde capaciteit 2.000 Megawatt moeten bedragen, zodat de windparken in de Noordzee ongeveer 43% van de hernieuwbare energie zullen produceren.

Vandaag zijn er al vier offshore-windmolenparken operationeel in het Belgische deel van de Noordzee. Een vijfde windmolenpark is in opbouw. Eind dit jaar zal een capaciteit van 1.152 Megawatt beschikbaar zijn, geleverd door 274 offshore-windturbines. In 2019 en 2020 gaat de bouw van nog vier andere projecten van start om de vooropgestelde capaciteit te halen.

Vooraleer een windturbinepark kan worden gebouwd, moet een ontwikkelaar naast een domeinconcessie ook een milieuvergunning bekomen. Een dergelijke vergunning bepaalt de voorwaarden om de impact van het project op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken, maar legt ook een monitoringprogramma op om de effecten van het project op het mariene milieu te kunnen evalueren. In België coördineert het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen dat monitoringprogramma, waarbij ook een beroep wordt gedaan op de aanvullende expertise van de Universiteit Gent, het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).

(Bron: Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen)